Stichting

Senioren
Collectief

Culemborg

 

STATUTEN

STATUTEN

Artikel 1 – Naam en zetel

  1. De naam van de stichting is: Stichting Senioren Collectief Culemborg (SSCC).
  2. De stichting is gevestigd in de gemeente Culemborg.

Artikel 2 – Doel

  1. De stichtinq heeft als doel:
  2. het behartigen van belangen van senioren in de regio Culemborg;
  3. het aanbieden van activiteiten aan senioren ter bestrijding van eenzaamheid en het bevorderen van zelfredzaamheid;
  4. het verrichten van al wat hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.
  5. De stichting tracht haar doel onder meer te bereiken door:
  • het geven van voor senioren doelgerichte informatie door middel van onder andere presentaties blad en publicaties in woord en geschrift alsmede publicaties via electronische media;
  • het organiseren van themamiddagen, zelfstandig of in samenwerking met organisaties die seniorenbeleid-/behartiging of – ouderenondersteuning in hun doelstelling hebben staan;
  • het organiseren van sociale activiteiten voor senioren;
  • het onderhouden van contacten met gemeente, zorginstanties en organisaties die seniorenbelang of -ondersteuning in hun doelstelling hebben staan.

Artikel 3 – Duur

De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.

 

Artikel 4 – Vermogen

Het vermogen van de stichting wordt gevormd door:

  1. Het stichtingskapitaal;
  2. Subsidies en donaties;
  3. Erfstellingen, legaten en schenkingen;
  4. Eventuele andere verkrijgingen en baten.

 

Artikel 5 – ANBI-vereisten

De stichting beoogt een algemeen nut beogende instelling te zijn in de zin van artikel 5b van de algemene wet inzake Rijksbelastingen (ANBI) en zal voldoen aan de vereisten die door de Belastingdienst worden gesteld aan ANBI’s, zoals deze van tijd tot tijd zullen luiden.

 

Artikel 6 – Bestuur: samenstelling en benoeming 

  1. De stichting wordt bestuurd door een bestuur dat bestaat uit ten minste vijf natuurlijke personen en die allen meerderjarig moeten zijn.
  2. De meerderheid van de bestuurders mag geen familie van een andere bestuurder zijn. Onder familie wordt in dit verband verstaan echtgenoot, geregistreerd partner, levensgezel of bloed – of aanverwant in de eerste, tweede, derde of vierde graad van een bestuurder. 

Het bestuur heeft een voorzitter, secretaris en penningmeester. 

Het bestuur voorziet zelf in de verdeling van de functies.

De functies van secretaris en penningmeester kunnen in één persoon worden verenigd. 

Voor ieder van hen kan het bestuur uit zijn midden een plaatsvervanger aanwijzen, die bij ontstentenis of belet de functie vervult van degene voor wie hij als plaatsvervanger is aangewezen. 

Een niet-voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden. 

  1. Wanneer in het bestuur een vacature is ontstaan zal daarin door de overblijvende bestuursleden ten spoedigste worden voorzien door benoeming van een nieuw bestuurslid, dat als zodanig dezelfde functie zal bekleden als degene in wiens plaats hij werd benoemd.
  2. Bij verschil van mening tussen de overblijvende bestuursleden omtrent de benoeming, alsmede wanneer te eniger tijd alle bestuursleden mochten komen te ontbreken en voorts indien de overgebleven bestuursleden zouden nalaten binnen redelijke termijn in de vacature(s) te voorzien, zal die voorziening geschieden door de rechtbank op verzoek van iedere belanghebbende of op vordering van het openbaar ministerie.
  3. Bestuurders worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. 
  4. Bestuurders treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Een volgens rooster aftredende bestuurder is éénmaal herbenoembaar. 
  5. De in een tussentijdse vacature benoemde bestuurder neemt op het rooster de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd. 

 

Artikel 7 – Bestuur: einde functie, schorsing 

  1. Een bestuurslidmaatschap eindigt: 
  2. door aftreden van een bestuurslid; 
  3. door verloop van de termijn waarvoor het bestuurslid is benoemd; 
  4. door overlijden van een bestuurslid; 
  5. door ondercuratelestelling van een bestuurslid of onder bewindstelling van zijn gehele vermogen;
  6. wanneer het bestuurslid in staat van faillissement wordt verklaard, een regeling in het kader van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem van toepassing wordt verklaard of hij surseance van betaling verkrijgt; 
  7. door ontslag van het bestuurslid door de overige bestuursleden of de rechtbank. 
  8. Een bestuurder wordt geschorst:
    1. bij het bij voortduring verwaarlozen van de bestuurstaak;
    2. bij ernstige schending van de belangen van de stichting;
    3. bij gewijzigde omstandigheden op grond waarvan het voortduren van het bestuurslidmaatschap in redelijkheid niet geduld kan worden.
  9. Een verzoek tot ontslag kan met redenen omkleed bij het bestuur worden ingediend door één of meerdere bestuurders of belanghebbende.
  10. Bij een verzoek tot ontslag op grond van de in lid 2 vermelde argumenten wordt het bestuurslid vanaf de binnenkomst van het verzoek tot het besluit van het bestuur geschorst.
  11. Bij het uitblijven van het ontslag door het bestuur, kan een verzoek tot ontslag worden ingediend bij de rechtbank.

 

Artikel 8 – Ontstentenis of belet van bestuurder

  1. Ingeval van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders, berust het bestuur tijdelijk bij de overblijvende bestuurders. Ingeval van ontstentenis of belet van alle bestuurders, berust het bestuur tijdelijk bij een of meer vooraf door het bestuur, dan wel bij ontstentenis daarvan op verzoek van iedere belanghebbende door de rechtbank aan te wijzen personen. Voor de gedurende deze periode verrichte bestuursdaden worden de aangewezen personen met een bestuurder gelijkgesteld.
  2. Onder belet wordt in deze statuten verstaan:
    1. schorsing;
    2. ziekte;
    3. onbereikbaarheid,

in de gevallen bedoeld onder sub b en c zonder dat gedurende een termijn van vijf dagen de mogelijkheid van contact tussen een bestuurder en de stichting heeft bestaan, tenzij het bestuur in een voorkomend geval een andere termijn vaststelt.

 

Artikel 9 – Bestuur: bijeenroeping, vergaderingen, besluitvorming

  1. Iedere bestuurder is bevoegd een vergadering van het bestuur bijeen te roepen.
  2. De bijeenroeping van de vergaderingen van het bestuur vindt schriftelijk plaats, met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen, de dag van bijeenroeping en die van de vergadering niet meegerekend, onder opgave van de dag, het aanvangstijdstip en de plaats van de vergadering en van de te behandelen onderwerpen (agenda).

De bestuurder die voor dít doel een adres aan de stichting bekend heeft gemaakt, kan tot de vergaderingen van het bestuur worden opgeroepen door een langs elektronische weg aan dat adres toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht.

  1. De vergaderingen van het bestuur worden gehouden op de plaats te bepalen door degene die de vergadering bijeenroept.
  2. Als wordt gehandeld in strijd met enige bepaling van de twee vorige leden kan het – bestuur niettemin rechtsgeldige besluiten nemen als alle bestuurders in de – vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
  3. Een bestuurder kan aan een andere bestuurder schriftelijk volmacht verlenen om zich in de vergadering te laten vertegenwoordigen. Een elektronisch vastgelegde volmacht geldt als een schriftelijke volmacht.
  4. Een bestuurder kan niet meer dan één medebestuurder in de vergadering vertegenwoordigen. In de vergaderingen van het bestuur heeft iedere bestuurder éen stem. Voor zover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven, worden de – besluiten door het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend

Artikel 10 – Bestuur: leiding van de vergaderingen, notulen, besluitvorming buiten vergadering

  1. De voorzitter leidt de vergaderingen van het bestuur. Bij zijn afwezigheid voorziet de vergadering zelf in haar leiding.
  2. De voorzitter van de vergadering bepaalt de wijze waarop de stemmingen in de vergaderingen worden gehouden
  3. Het in de vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter van de vergadering over de uitslag van een stemming is beslissend.

Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, als de meerderheid van de vergadering of als de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk plaatsvond, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.

  1. Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden notulen gehouden door de daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon. De notulen worden nadat zij zijn vastgesteld door de voorzitter en de notulist van de vergadering ondertekend.
  2. Het bestuur kan ook op andere wijze dan in een vergadering besluiten nemen, als alle bestuurders schriftelijk hun stem uitbrengen. Een besluit is dan genomen als alle bestuurders zich vóór het voorstel hebben verklaard.

0nder een schriftelijke verklaring wordt mede begrepen een langs elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht, aan het adres dat het bestuur voor dit doel heeft vastgesteld en aan alle bestuurders bekend heeft gemaakt.

  1. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en de besluitvorming indien hij/zij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie. De bestuurder heeft – onverminderd het bepaalde in de vorige volzin – wel het recht de desbetreffende vergadering van het bestuur bij te wonen.
  2. Wanneer op grond van het bepaalde in de eerste volzin van lid 6 geen enkele bestuurder aan de besluitvorming kan deelnemen, kan geen besluit worden genomen.

 

Artikel 11 – Bestuur: taken en bevoegdheden

  1. Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat bestuursleden.

Voor het benoemen van een bestuurslid is een gewone meerderheid vereist.

Voor een besluit tot schorsing of ontslag is een drie vierde meerderheid van alle overige bestuursleden vereist.

  1. Het bestuur ís belast met het besturen van de stichting.

ledere bestuurder is tegenover de stichting verplicht tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak.

Het bestuur is verplicht van de vermoqenstoestand van de stichting en van alles met betrekking tot de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat op ieder moment de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.

Het bestuur is verplicht de bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.

  1. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.
  2. Erfstellingen mogen alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving worden aanvaard.
  3. Het bestuur kan commissies en werkgroepen instellen, die werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuur. Zij kan daarbij nadere regels stellen inzake de werkwijze en het functioneren van een dergelijke commissie of werkgroep. Het bestuur kan de instelling van een commissie of werkgroep te allen tijde ongedaan maken of wijzigingen in de samenstelling van een dergelijke commissie of werkgroep aanbrengen. 

 

Artikel 12 – Bestuur: vertegenwoordiging

  1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting.
  2. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt bovendien toe aan twee gezamenlijk handelende bestuurders, van wie ten minste één de voorzitter, de secretaris of de penningmeester moet zijn.
  3. De in beide vorige leden van dit artikel opgenomen bevoegdheid van het bestuur en bestuurders tot vertegenwoordiging van de stichting bestaat ook als tussen de stichting en een of meer bestuurders een tegenstrijdig belang bestaat.
  4. Een individuele bestuurder kan de stichting niet vertegenwoordigen, tenzij het bestuur wordt gevormd door slechts één bestuurder. 
  5. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van incidentele dan wel doorlopende – volmacht aan een of meer bestuurders en/of aan anderen, zowel samen als afzonderlijk, om de Stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.

 

Artikel 12 – Boekjaar; verslaggeving

  1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
  2. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van de stichting op te maken en op papier te stellen.

De penningmeester zendt deze stukken vóór het einde van de in de voorgaande zin bedoelde termijn aan alle bestuurders. Het bestuur maakt een jaarrekening en een jaarverslag op als bedoeld in artikel 2:300 Burgerlijk Wetboek als dat op grond van de wet verplicht is.

ln dat geval legt het bestuur een exemplaar daarvan voor het bestuur ter inzage op het kantoor van de stichting met de op grond van de wet toe te voegen gegevens.

  1. Het bestuur kan, voordat tot de vaststelling van de balans en de staat van baten en lasten wordt overgegaan, deze stukken laten onderzoeken door een door hem aan te wijzen accountant als bedoeld in artikel 2:393 Iid 1 Burgerlijk Wetboek. Deze accountant brengt over zijn onderzoek verslag uit aan het bestuur. Hij geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring over de getrouwheid van de stukken.
  2. De balans en de staat van baten en lasten van de stichting of de jaarrekening wordt vastgesteld door het bestuur binnen een maand na het opmaken van de stukken als bedoeld in lid 2.

De vastgestelde stukken worden ondertekend door alle bestuurders. Als een handtekening van een van hen ontbreekt wordt de reden daarvan op de stukken vermeld.

  1. De in lid 2 vermelde termijn kan door het bestuur worden verlengd met ten hoogste vijf maanden op grond van bijzondere omstandigheden.

 

Artikel 13 – Reglementen

  1. Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen. ln een reglement worden regels of nadere regels opgenomen, die het bestuur nodig acht voor de uitvoering van zijn taak. Een reglement mag nooit in strijd zijn met de statuten of de wet. Het bestuur kan elk door hem gemaakt reglement wijzigen en ook intrekken.
  2. Een reglement wordt schriftelijk vastgelegd met vermelding van de dag waarop het van kracht wordt. Deze datum kan niet zijn gelegen vóór de datum waarop het besluit werd genomen.

 

Artikel 14 – Statutenwijziging

  1. Als een voorstel tot wijziging van de statuten wordt gedaan, moet dat bij de oproeping tot de betreffende vergadering, worden vermeld. De woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging moet bij die oproeping worden gevoegd.

De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval ten minste twee weken.

  1. Het besluit tot statutenwijziging kan slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn.

ls in de vergadering waarin een besluit tot statutenwijziging aan de orde is, het vereiste aantal bestuurders niet aanwezig of vertegenwoordigd, dan kan na die vergadering een nieuwe vergadering worden bijeengeroepen, te houden niet eerder dan drie en niet later dan zes weken na de eerste vergadering. ln de nieuwe vergadering kan het besluit tot statutenwijziging worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders.

  1. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen.
  2. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de akte van wijziging alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het openbaar stichtingenregister, gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken waaronder de stichting ressorteert.
  3. Een statutenwijziging wordt van kracht onmiddellijk nadat deze in een notariële akte is vastgelegd.
  4. Iedere bestuurder is bevoegd om een statutenwijziging bij notariële akte vast te leggen. 

 

Artikel 15 – Fusie; splitsing; omzetting

0p een besluit van het bestuur tot fusie of splitsing in de zin van titel 7 van Boek Burgerlijk Wetboek en op een besluit van het bestuur tot omzetting van de stichting in een andere rechtsvorm overeenkomstig artikel 2:18 Burgerlijk Wetboek, is het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 van het vorige artikel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, onverminderd de eisen van de wet.

 

Artikel 16 – Ontbinding 

  1. De stichting kan worden ontbonden door een besluit van het bestuur. Het in deze statuten bepaalde over een besluit tot statutenwijziging is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot ontbinding. 

Bij het besluit tot ontbinding wordt de bestemming van een eventueel batig liquidatiesaldo vastgesteld, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 17 lid 3. 

Als de stichting op het tijdstip van haar ontbinding geen baten meer heeft, houdt zij op te bestaan. In dat geval doet het bestuur daarvan opgave aan het handelsregister. 

De boeken en stukken van de ontbonden stichting blijven gedurende zeven jaren nadat de stichting heeft opgehouden te bestaan onder bewaring van de door het bestuur bij het besluit tot ontbinding aangewezen persoon. Binnen acht dagen na het ingaan van zijn bewaarplicht moet de aangewezen bewaarder zijn naam en adres opgeven aan het handelsregister. 

  1. De stichting wordt bovendien ontbonden door: 
  2. insolventie nadat de stichting in staat van faillissement is verklaard of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel; 
  3. een daartoe strekkende rechterlijke uitspraak in de bij de wet genoemde gevallen. 

 

Artikel 17 – Vereffening 

  1. Het bestuur is belast met de vereffening van het vermogen van de stichting, voor zover bij het ontbindingsbesluit geen andere vereffenaar(s) is (zijn) aangewezen. 
  2. Na het besluit tot ontbinding bevindt de stichting zich in liquidatie. 

De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan als en voor zover dit voor de vereffening van haar vermogen nodig is. 

Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten voor zoveel mogelijk en nodig van kracht. 

In stukken en aankondigingen die van de stichting uitgaan, moet ‘in liquidatie’ aan de naam van de stichting worden toegevoegd. 

  1. De bestemming van het batig saldo na vereffening wordt vastgesteld bij het ontbindingsbesluit, of bij het ontbreken daarvan, door de vereffenaar(s), zulks met inachtneming van het bepaalde in de volgende twee volzinnen. 

Het batig saldo na vereffening komt primair ten goede aan het Museum, of secundair aan een andere algemeen nut beogende instelling met een soortgelijke doelstelling, of van een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een soortgelijke doelstelling heeft.

  1. De vereffening eindigt op het tijdstip waarop geen aan de vereffenaars bekende baten meer aanwezig zijn. 
  2. De stichting houdt bij vereffening op te bestaan op het tijdstip waarop de vereffening eindigt. De vereffenaars doen daarvan opgave aan het handelsregister. 

 

Artikel 18 – Slotbepaling 

Het bestuur beslist in alle gevallen, waarin noch de wet, noch deze statuten, noch de reglementen van de stichting voorzien. 

 

Contact:

Boukje Krishnadath-Dijkstra
tel. 06-27532940
Postadres: Sweelinckstraat 13, 4102 BT Culemborg
Email: secretariaat@seniorencollectiefculemborg.nl